
Tim ‘s Jongers is een naam die niemand meer over het hoofd kan zien als het gaat over inzet van ervaringskennis in de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Naast publicist en directeur van de Wiardi Beckman Stichting, is Tim ook een bevlogen spreker. Op 17 februari gaf hij op uitnodiging van ANE een masterclass over de noodzaak om ervaringskennis te benutten bij het oplossen van armoedevraagstukken, want ‘de hoopvollen bepalen het beleid voor de hooplozen, terwijl ze hen niet kennen’. Hieronder een verslag.
Auteur: Jevgenia Lodewijks
De druk bezochte masterclass in de Keizersgrachtkerk wordt ingeleid door Karin Hanekroot (directeur Vrijwilligersacademie). Karin benadrukt hoe belangrijk het is om te bouwen aan bondgenootschappen binnen het bestaande netwerk rondom ervaringskennis, waarna ze concludeert dat er in de zaal al een aardige mix vertegenwoordigd is van ervaringskracht, onderzoekskracht en beleidskracht.
Daarna volgt een eerste vraag aan Tim: heeft hij tips voor de aanwezigen om ervaringskennis in te zetten hier in Amsterdam? Het licht ironische antwoord is meteen raak: op deze locatie voelt Tim zich een beetje een pastoor. Om op serieuzere toon te vervolgen dat voor hem deze vraag draait om het ‘waarom’, en dat dit individueel bepaald is.
Zelfredzaamheid
De masterclass begint met een kleine mindfuck: eerst mag iedereen die zichzelf als zelfredzaam beschouwt gaan staan, de hele zaal dus, waarna iedereen die weleens een beroep doet op al dan niet betaalde hulp van deze of gene weer mag gaan zitten (ook de hele zaal).
Het is de opmaat naar een vlammend betoog over het ‘waarom’ van Tim. Voor hem begon het in Antwerpen, toen hij daar als student politicologie ging werken in de nachtopvang voor daklozen en verslaafden. Dat confronteerde hem met degenen die hij de ‘hooplozen’ noemt: mensen voor wie de opeenstapeling van ellende en bestaansonzekerheid doorgaans al vroeg in hun leven begon en alle geboden hulp vroeg of laat stukloopt. Hun levensloop staat in schril contrast tot die van de ‘hoopvollen’. Voor hen verloopt het leven doorgaans volgens een vergelijkbare dynamiek, maar dan richting succes dankzij alle steun en stimulans die zij van kleins af aan ontvingen.
Destijds bedroeg de afstand tussen de hooplozen met wie Tim werkte en zijn hoopvolle studiegenoten slechts zeven minuten fietsen, ondanks de mijlengrote kloof tussen deze twee werelden, en hij heeft veruit het meeste geleerd van de hooplozen, zo vertelt hij.
Als politicoloog en bestuurskundige kijkt Tim kritisch naar de mantra van zelfredzaamheid die sinds de decentralisatie van de maatschappelijke ondersteuning overal opduikt. De kloof tussen beleidsmakers en burgers, tussen rijk en arm, wordt juist steeds groter. De afgelopen tien jaar is het aantal daklozen verdubbeld en nu gaat het door alle crises van deze tijd nog sneller, vooral onder jongeren. Onze sociale rechten zijn al sinds lang in crisis, maar pas nu ook mensen in een betere positie daar de gevolgen van voelen, wordt onderkend dat dit een probleem is. Op de keper beschouwd klopt iedereen vroeg of laat wel een keer aan bij de overheid, wat betekent dat niemand zichzelf dus echt zelfredzaam kan noemen.
‘Hunger Games in real life’
Degenen die het beleid bepalen en daar invloed op hebben, de mensen met goede opleidingen, lijken veelal op elkaar, vervolgt Tim.
Deze circa 15 % van de bevolking heeft minimaal een Masterdiploma op zak en is bovengemiddeld gezond, bevoorrecht en tevreden met het huidige politieke beleid. Wie het goed heeft, zorgt ook goed voor de eigen belangen.
In de aanpak van problemen baseert de overheid zich ondertussen op drie pijlers: wetenschappelijke kennis, bewijskennis en professionele kennis. Tim vraagt zich af wat de logica van dit in een ivoren toren bedacht beleid kan zijn, zolang men voorbijgaat aan ervaringskennis vanuit de realiteit van degenen die in een achterstandspositie verkeren. Doordat de signalen vanuit die hoek langdurig zijn genegeerd, leeft er onder beleidsmakers een serieus gebrek aan kennis van deze werkelijkheid.
Tim noemt dit ‘The Hunger Games in real life’ en schetst een schrijnend beeld van de initiatieven van bovenaf om tegemoet te komen aan de wens om de verschillen te verkleinen: het draait altijd om de verdeling van potten met geld die op basis van sociaal-economische criteria worden toebedeeld aan zogenoemde ‘achterstandswijken’. Om de situatie in ogenschouw te nemen gaan ambtenaren hooguit een keertje op ‘wijksafari’, waarna ze menen de buurt te kennen. De potten met geld gaan voornamelijk op aan dergelijke wijksafari’s en veel te dure zzp’ers zonder band met de doelgroep die worden ingehuurd om in de wijken voorlichtingsbijeenkomsten te geven, aldus Tim. De basis, de mensen in de wijken zelf, zien weinig of niets terug van dat geld, terwijl zij degenen zijn met alle kennis van wat daar leeft. Waarom wordt die kennis niet ingezet en meegenomen in het ontwikkelen van beleid?
Drijfveren

Na deze kritische analyse is het de beurt aan de andere aanwezigen om vragen te stellen. Op de vraag of Tim veranderingen ziet naar aanleiding van zijn kritische houding, antwoordt hij dat er wel iets van verandering te zien is, hoe moeilijk en langzaam ook. Maar voor echte verandering is er naar zijn idee nog wel veel bewustwording nodig. ‘Voor degenen aan de onderkant draait het niet alleen om het feit dat ze minder hebben, maar óók dat ze zich daardoor minder gaan voelen.
Tims persoonlijke achtergrond en drijfveren komen later die dag nog vaker ter sprake in antwoord op vragen vanuit de zaal. Zelf groeide hij op in armoede. Door zijn slechte start ging hij pas rond zijn dertigste studeren, wat hij bekostigde met zijn werk in de nachtopvang van daklozen en verslaafden. Daar kon hij immers zonder diploma’s terecht. Dat werk heeft hem gevormd tot wie hij nu is en hij heeft nog steeds contact met mensen uit die wereld.
Hij vertelt lange tijd te zijn gedreven door woede naar de systeemwereld toe, maar nu te beseffen dat er voor de gewenste veranderingen heel veel tijd nodig is. Toch gelooft Tim daar wel in, want ‘meningen kun je ondergraven, maar ervaringsverhalen niet’. Uiteindelijk schiet je weinig op met boosheid, vooral niet op jezelf. Boosheid blijft wel een drijfveer, al zegt hij schertsend inmiddels te hebben geleerd om daar moeilijke woorden voor te gebruiken. Maar vooral de reacties van mensen die blij zijn met wat hij doet zijn constructief, omdat men elkaar steunt in de wens tot verandering en het vinden van oplossingen.
Uiteindelijk gaat het erom een discussie op gang te brengen over bestaansonzekerheid onder mensen die daar geen ervaring mee hebben. Nu is de nieuwe politieke mantra dat de burger centraal staat, maar waarom nu pas?
Dergelijke kritische vragen zijn ook nodig om het systeem te leren doorgronden, om te onderkennen dat er ongelijk is geïnvesteerd in mensen. Het bestaande systeemdenken zorgt voor enorm veel administratieve rompslomp bij de verdeling van subsidies. Dat geld komt niet terecht bij de mensen voor wie het bedoeld is door gebrek aan vertrouwen van de bovenlaag in die mensen, maar ‘arm zijn is niet hetzelfde als achterlijk zijn’, benadrukt Tim.
Inzet van ervaringskennis
Naar aanleiding van een vraag over de druk op het individu om de juiste diploma’s te behalen, en hoe zich dat verhoudt tot de vraag om inzet van ervaringsdeskundigen, vertelt Tim dat hij expres niet spreekt over ‘ervaringsdeskundigen’, maar wel over de noodzaak om mee te mogen en kunnen beslissen, en dat dit in feite draait om een noodzaak tot diversiteit. Laat het geld naar de mensen in de buurten zelf gaan en investeer in de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt, zoals schoonmaaksters – de meest diverse groep die je je kunt voorstellen – zodat ook zij hogerop kunnen komen. Nu krijgen zij hooguit computervaardigheidscursusjes aangeboden voor inzet in hetzelfde laagbetaalde werk, aldus Tim.

En hoe zouden we de gemeente Amsterdam ervaringskennis kunnen laten omarmen als toegevoegde waarde? Tim: ‘Als je het anders wil doen moet je de ongemakkelijke vraag stellen of je het ook met dezelfde mensen moet doen of niet. Investeer juist in die mensen met ervaringskennis. Een mooi voorbeeld vanuit de gemeente Zwolle: daar wordt al gewerkt met een zogeheten “ervaringsmakelaar”, een persoon die belast is met het permanent kritisch bevragen op het inzetten van voldoende ervaringskennis binnen het beleid.
Een kritische kanttekening van iemand die werkt bij de GGD: ‘Hier is wel de wens om ervaringskennis te integreren in onze Buurtteams, maar we lopen aan tegen een eilandjescultuur. Het leidt niet tot een leerproces omdat men de nadruk legt op losstaande ervaringen en verhalen. Vanuit de overheid klinkt de mantra van de participatiesamenleving, maar de mensen zijn murw. Er zijn te veel scheve verhoudingen opgebouwd.’ Ziet Tim een oplossing voor die impasse?
Tim: ‘De rol van een netwerk is om mensen bij elkaar te brengen. Er is veel boosheid en wanhoop om de nadruk vanuit het systeem op “u moet dit, u moet dat” die van bovenaf wordt opgelegd. En ook in de onderzoekswereld wordt uitgegaan van een vast stramien van bovenaf, terwijl het veel beter zou werken om relevante onderzoeksthema’s en -vragen door de mensen waarover het gaat zelf te laten formuleren.’
Spreidstandburgers
De vraag is uiteindelijk hoe je vanuit ervaringskennis meer toegang krijgt tot de systeemwereld. Daarvoor is het volgens Tim nodig om een beweging op te bouwen van zogeheten ‘spreidstandburgers’: mensen die net zoals hij vanuit een achterstandspositie zijn opgeklommen in het maatschappelijke veld, en zowel de wereld van de hooplozen als die van de beleidsmakers van binnenuit kennen.
Tim: ‘Beleidsmakers die in hun privéleven niet geconfronteerd worden met het beleid dat ze ontwikkelen, zijn vergelijkbaar met een kok die niet proeft van wat hij bereidt. Het gaat erom dat je als overheid echt vanuit de mensen vertrekt en laat zien dat je ze serieus neemt. Uiteindelijk leidt dat tot winst voor iedereen, ook democratische winst, als je als gemeente of overheid zodoende het vertrouwen weet te herstellen. Daar ligt ook een rol weggelegd voor wat ik “spreidstandburgers” noem.’
Het gaat vaak mis in de vertaalslag vanuit de tussenlaag tussen ‘hoog’ en ‘laag’ die verantwoording in cijfers moet afleggen. Daarom is het zo belangrijk om van binnenuit de dialoog aan te gaan tussen de lagen. Een opmerking vanuit de zaal: ‘Er is vaak wel een wens tot verandering onder ambtenaren, maar die wordt dan weer tegengehouden van bovenaf.’ Tim concludeert: ‘Dit is een belangrijk gesprek, de aanwezigheid hier van zo diverse deelnemers is veelzeggend. Het is belangrijk om mee te bewegen en -doen en om begrip op te brengen voor ambtenaren door systeemfouten waar zij zelf ook tegenaan lopen in kaart te brengen. Laten we uitgaan van de gedachte: Iedereen wil eigenlijk hetzelfde, blijf lief voor elkaar.’
Waarna Tim deze vruchtbare bijeenkomst afrondt met het advies aan de bondgenoten in de zaal om elkaar op te zoeken en richting overheid de boodschap uit te dragen ‘Dit gaat fout, we willen je helpen, en dat gaat de overheid ook veel geld besparen’.
We besluiten met een oproep: Bondgenootschap en elkaar opzoeken zijn inderdaad essentieel, dus sluit je aan bij ANE!!!